GO

Nieuws

Minder verzoutend bemesten in sla

Minder verzoutend bemesten in sla

In het kader van het IWT-project REDUNG ‘Reductie van de nitraatuitspoeling in de grondgebonden groenteteelt onder beschutting door beredeneerde watergift en bemesting’.

Auteur: PCG glasteam/dinsdag 15 december 2015/Categorieën: Gangbare_glasteelt, Bladgewassen_GG, kropsla_GG, Projecten, Vlaamse Overheid, VLAIO (ex IWT), REDUNG, Proefverslag, Niet-leden

Het IWT-project REDUNG met als volledige titel 'Reductie van de nitraatuitspoeling in de grondgebonden groenteteelt onder beschutting door beredeneerde watergift en bemesting' heeft als doel een 'Best Beschikbare Techniek' op te stellen voor watergift en bemesting voor de teelt van serresla. Hiervoor gaat de aandacht binnen dit project naar de beregening (watergift), water geven volgens de behoefte van de plant (verdampingsmodel wordt opgemaakt en gevalideerd) en gebruik van weinig of geen verzoutende meststoffen.

 

Doel minder verzoutend bemesten in sla

Voor de derde peiler van het project REDUNG (gebruik van weinig of geen verzoutende meststoffen), werd een onderzoek uitgevoerd naar het verzoutend effect van verschillende meststoffen in bladgroenten. Omdat verzouting een langetermijneffect is, werd gedurende 2 jaar (8 teeltrondes) een bemestingsproef aangelegd. Hieronder volgen de resultaten van dit onderzoek.

 

Proefopzet minder verzoutend bemesten in sla

De proef lag aan bij PCG, Inagro en PSKW, waardoor respectievelijk fijn zand, lichte leem en lemig zand als bodemtype voorkwamen. Er werden 4 objecten  in de proef opgenomen: een standaardbemestingsobject (object 1) en 3 minder verzoutende bemestingsobjecten (object 2, 3 en 4). De meststoffen waaruit gekozen kon worden om aan de bemestingsbehoefte te voldoen, zijn per object weergegeven in tabel 1.

Tabel 1. - Keuzemogelijkheid voor meststoffen in de verschillende objecten

Tabel 1. - Keuzemogelijkheid voor meststoffen in de verschillende objecten

Per object werd een hoofdmeststof om de stikstofbehoefte in te vullen geselecteerd. Deze wordt weergegeven in de bovenste rij van de tabel. Voor het standaardbemestingsobject werd de meststoffenkeuze afgestemd op de sector. Als hoofdmeststof kon gekozen worden tussen Blaukorn premium en Floranid permanent. De resultaten uit de enquête, bevestigen dat dit twee vaak toegepaste hoofdmeststoffen zijn in de praktijk. Voor de minder verzoutende objecten werd door de cofinancierende meststoffenfirma's telkens één hoofdmeststof aangeleverd: namelijk Floranid summer (COMPO), Unimix A  (DCM) en een samengestelde meststof van Everris. Naast deze hoofdmeststoffen kon voor het invullen van de bemestingsbehoefte gekozen worden uit de overige meststoffen uit tabel 1. De objecten lagen in de serre aan per kap, dit om vermenging van de bodem bij bodembewerking te voorkomen.

Evolutie van de ballaststoffen in de bodem
Het voorkomen en opstapelen van ballaststoffen in de bodem hangt erg nauw samen met de toegediende bemesting. Bij de start van de proef werd op alle locaties een grote hoeveelheid water op de bodem gebracht zodat in alle objecten met een lage ballaststoffeninhoud gestart kon worden.

Telkens bij start en einde van de teelt werd de bodem bemonsterd. Voor het uitrekenen van de bemesting gebeurde de staalname per object tot 30 cm diepte en werd hierop een KEMA-analyse uitgevoerd door de Bodemkundige Dienst van België.

Ballaststoffen zijn voedingselementen die de plant nodig heeft voor de groei. Deze worden vaak in een kleinere hoeveelheid opgenomen dan wordt toegediend via de meststoffen. Hierdoor blijven deze in de grond aanwezig en kunnen deze op lange termijn een sterk verzoutend effect in de bodem veroorzaken. Als voornaamste ballaststoffen werden natrium, chloride en sulfaat opgevolgd. De analysemethode voor de ballaststoffen was een 1/2e waterextractie, waarvoor per plot een staal werd genomen tot 30 cm diepte. Bij oogst werd telkens de kwaliteit van de sla beoordeeld. De evolutie van de ballaststoffen in de bodem tijdens de eerste zeven teelten wordt hieronder besproken. Op de grafieken worden per locatie en per object de gemeten waarde weergegeven in mmol/l. De teeltperiodes worden weergegeven aan de hand van de verticale oranje stippellijnen, waarbij de 'P' voor plant staat en de ‘O’ voor oogst. Het zwarte balkje toont aan hoe groot de statistische fout op elke waarde was (standaard deviatie).

Natrium

Figuur 1: Evolutie van de natriumconcentratie bij PSKW

Figuur 1: Evolutie van de natriumconcentratie bij PSKW

Figuur 2: Evolutie van de natriumconcentratie bij PCG

Figuur 2: Evolutie van de natriumconcentratie bij PCG

Op alledrie de locaties werd voor de verschillende objecten eenzelfde evolutie waargenomen van de natriumconcentratie. De statistische verschillen tussen de gemeten waarden zijn gering, toch treedt er een trend op. De laagste natriuminhoud wordt telkens gemeten bij het standaardbemestingsobject. Op alle locaties wordt bij de minder verzoutende objecten de laagste natriuminhoud teruggevonden voor het object met hoofdmeststof van COMPO (Floranid Summer).  De hoogste natriuminhoud wordt terug gevonden in de objecten met hoofdmeststof van DCM (Unimix A) en Everris, maar het verschil is echter niet significant. Dit is te zien op de figuren 1 en 2 voor de proeven die aanliggen bij PCG en PSKW.

Chloride

Figuur 3: Evolutie van de chlorideconcentratie bij PSKW

Figuur 3: Evolutie van de chlorideconcentratie bij PSKW

Figuur 4: Evolutie van de chlorideconcentratie bij Inagro

Figuur 4: Evolutie van de chlorideconcentratie bij Inagro

De evolutie van chloride in figuur 2 en 3 kan volledig verklaard worden door de toegediende meststof. Bij PSKW werd bij start van de eerste teelt bemest met 3,5 kg/are chloorpotas in het standaardbemestingsobject. De bodemanalyse op het einde van deze teelt toont een sterke stijging voor de chlorideconcentratie in het standaardobject. Ook in de daaropvolgende teelten, waar geen chloorpotas meer werd gebruikt, blijft de chlorideinhoud in het standaardobject duidelijk hoger dan in de minder verzoutende objecten. Bij teelt zes werd opnieuw een hoeveelheid van 2,5 kg/are chloorpotas toegediend. Dit is na afloop van de zesde teelt opnieuw te zien in een sterke stijging van het chloridegehalte in het standaardobject.

Bij Inagro is tot aan de vijfde teelt geen verschil in de chlorideconcentratie tussen de verschillende objecten. Daar werd pas bij de vijfde teelt chloorpotas toegediend aan 2,7 kg/are. De analyseresultaten bij oogst van de vijfde teelt tonen een sterke stijging in de chlorideconcentratie voor het standaardobject. Ook in de daaropvolgende teelten blijft een hoger chloridegehalte aanwezig in het standaardobject.

Sulfaat

Figuur 5: Evolutie van de sulfaatconcentratie bij PCG

Figuur 5: Evolutie van de sulfaatconcentratie bij PCG

Figuur 6: Evolutie van de sulfaatconcentratie bij PSKW

Figuur 6: Evolutie van de sulfaatconcentratie bij PSKW

Sulfaat is, in tegenstelling tot natrium en chloride, niet enkel afkomstig van de toegediende bemesting. Sulfaat kan door mineralisatie vrijgesteld worden in de bodem. Indien de sulfaat afkomstig is van mineralisatie verwachten we een gelijke stijging in alle objecten. Dit is min of meer het geval tijdens de eerste 4 teelten bij het PCG. Daarna stijgt het sulfaatgehalte duidelijk sneller bij het standaard object. Dit doet vermoeden dat de oorzaak toch bij de toegediende bemesting ligt. Bij welke meststof de oorzaak precies ligt, is tot nog toe niet gekend. Bij PSKW is de mineralisatie van sulfaat veel geringer. Er is een lichte stijging over de teelten heen, die in alle objecten veel gelijkmatiger is dan bij PCG. Toch is ook in de grafiek van PSKW zichtbaar dat de sulfaatinhoud van het standaardobject sterker stijgt dan bij de andere objecten.

EC

Figuur 7: Evolutie van de EC bij PCG

Figuur 7: Evolutie van de EC bij PCG

Figuur 8: Evolutie van de EC bij PSKW

Figuur 8: Evolutie van de EC bij PSKW

Alle elementen die bijdragen aan het zoutgehalte van de bodem zijn geladen en dragen bij tot de EC (elektrische geleidbaarheid) van de bodem. Het ene element zal meer bijdragen tot de EC van de bodem dan het andere. Sulfaat (SO42-) dat tweevoudig negatief geladen is, zal meer bijdragen tot de EC dan natrium (Na+) of chloride (Cl-) die beide enkelvoudig geladen zijn. De sterke stijging van het sulfaatgehalte bij PCG heeft een duidelijke weerklank op de EC zoals te zien in de figuur 7. Bij PSKW blijft de EC van de bodem stabieler. Toch wordt ook daar een hogere waarde genoteerd voor  het standaardobject. Deze grafieken tonen aan dat langdurig telen met de standaardmeststoffen sneller tot problemen zal leiden wat betreft een te hoge EC.

Wat de opbouw van ballaststoffen betreft,  is het verschil tussen de minder verzoutende objecten onderling gering. Bij het standaardobject werd enkel voor natrium een gunstiger resultaat bekomen. De EC stijgt bij de standaard echter sneller dan bij de minder verzoutende objecten, wat op termijn problemen kan opleveren. De meststoffen gebruikt in het standaard object zijn dus minder aan te raden voor een evenwichtige, weinig verzoutende bemesting. Om een minder verzoutend bemestingsregime te bekomen, kunnen dus beter de zoutarme meststoffenschema’s ingezet worden.

Kwaliteit
De kwaliteit van de sla werd na elke teelt uitgebreid beoordeeld. Alle relevante criteria werden in deze beoordeling opgenomen: uniformiteit, veldvulling, bladkleur, kropsluiting, kropvulling, rand, droogrand, stukgewicht, glazigheid, geel blad, smet, graterigheid en broekvorm. Bij PCG viel de hogere aantasting met droogrand in het standaard object op. Ook bij PSKW werd meer droogrand gezien in het standaard object. Daarnaast werd bij PSKW in het object met hoofdmeststof van COMPO meer glazigheid waargenomen. Voor de andere criteria werden op geen van de drie locaties verschillen tussen de objecten genoteerd. Afhankelijk van deze resultaten, zal elk proefstation de komende twee jaar verder telen met de objecten die volgens bodemanalyse en kwaliteit het best scoren. Het verzoutend effect en de kwaliteit tussen standaardobject en andere objecten wordt verder opgevolgd.

Binnen het project REDUNG wordt naast de bemesting, ook de watergift onder de loep genomen. De voorbije 2 jaar werd voor deze watergift een verdampingsmodel geoptimaliseerd die de benodigde watergift voor sla berekend. De komende 2 jaar zullen binnen het project proeven aanliggen waarbij de resultaten uit het bemestings- en irrigatieonderzoek gecombineerd worden.

 

Minder verzoutend bemesten in sla (IWT-project REDUNG)

PCG glasteam
I. Vandevelde en T. Arnouts, PSKW, Sint-Katelijne-Waver
S. Craeye en P. Bleyaert, Inagro, Rumbeke-Beitem
S. De Neve, Universiteit Gent

 

Meer info?

PCG glasteam

 

Samenwerking

          

publicatiejaar2015
afdelingGangbaar glas
Teelt of thema
  • Kropsla
Print

Aantal keer bekeken (26256)/Commentaren (0)

Tags: bemesting

Documenten

Links

123movies