De voorbije jaren is zichtbaar geworden dat de problemen met bodempathogenen in gewassen toenemen. De mondialisering en het wegvallen en beperken van de dosissen van bestaande bodemontsmettingsmiddelen zorgen ervoor dat deze ziekten niet langer beheersbaar worden. Doordat deze pathogenen jaren in de bodem kunnen blijven is het niet mogelijk om via gewasrotatie de ziekten te beheersen. Daarom zoeken we andere methoden voor bodemontsmetting.
Diverse omringende landen bouwden in de voorbije jaren al kennis op rond alternatieve bodemontsmettingsmethoden. De al beschikbare kennis willen we valideren en vertalen naar de Vlaamse omstandigheden. Zodoende kunnen deze methoden hun intrede vinden bij de Vlaamse telers.
Rhizoctonia solani blijft een probleem vormen in de teelt van kropsla. Niettegenstaande er onlangs nog kennis is vergaard rond deze ziekte, zoals identificatie van anastomose groepen, is de beheersing er alleen nog complexer door geworden. Het resetten van de bodem is met de huidige kennis daarom nog altijd nodig om een rendabele teelt te garanderen.
Pythium geeft al een tiental jaar problemen bij de teelt van veldsla in België, Frankrijk, Duitsland en Italië. Het merendeel van de telers in België met Pythium problemen doet al aan teeltrotatie met een reeks andere gewassen, maar toch zien ze het probleem jaarlijks toenemen tot het punt dat de veldslateelt op hun bedrijf onmogelijk is geworden. Preliminaire testen gaven in het buitenland positieve resultaten voor solarisatie en stomen als mogelijk deel van de oplossing.
Voor grondwitloof gebeurt forceren van de witloofwortels tot eetbare kroppen in de grondschuur. Eens de bodem daar besmet is met een ziekte als Sclerotinia sclerotiorum nemen de opbrengst- en kwaliteitsverliezen jaar na jaar toe. In deze teelt is geen chemische bodemontsmetting toegelaten.
In een proef op het PCG testten we in 2021 (bio)solarisatie. Solarisatie is een methode van grondontsmetting door een vochtige bodem te bedekken met een dunne doorzichtige laag plastic, in de periode van het jaar met de hoogste zonnestraling en temperaturen. Biosolarisatie houdt in dat we vers organisch materiaal, in dit geval bladkool, in de bodem inwerken. Dit kan de efficiëntie van de solarisatie verhogen, omdat de opname van organisch materiaal de gezondheid van de bodem en de hoeveelheid en diversiteit van niet-pathogene micro-organismen in de bodem verbetert. Door het verteren van het organisch materiaal komen ook stoffen vrij, zoals isothiocyanaten, die bodempathogenen afremmen of afdoden.
De proef hebben we aangelegd om de effectiviteit van (bio)solarisatie voor bestrijding van Rhizoctonia solani, Pythium sylvaticum en Sclerotinia sclerotiorum te beoordelen. Hiervoor hebben we zakjes met geïnfecteerde zaden, op 15 en 30 cm diepte in de bodem ingegraven. Deze werden na de solarisatieperiode van 8 weken uitgegraven, om te beoordelen wat het effect was van de solarisatie op de pathogenen.
De proef is gestart op 8 juli. Uit de resultaten bleek dat de bodemtemperatuur is opgelopen tot maximaal 40 °C op 22 juli bij biosolarisatie. Op dat moment was de temperatuur bij solarisatie 38 °C en bij de controle 32 °C. Deze piek duurde maar 1 uur, het uur ervoor en erna was de temperatuur 39 °C bij biosolarisatie. De bodemtemperatuur is op 14 augustus bij zowel biosolarisatie als solarisatie ook nog opgelopen tot 39 °C. De bodemtemperatuur van de controle was toen 33 °C. De relatieve luchtvochtigheid was van 10 augustus tot 28 augustus hoger dan tijdens de rest van de proef. Waarschijnlijk is dit veroorzaakt door het permanent sluiten van de ramen. Als dit doorheen de hele proef was, zouden de bodemtemperaturen mogelijk nog hoger hebben kunnen oplopen.
De resultaten over de invloed van (bio) solarisatie op de moedelpathogenen zijnniet volledig. De zaden van Pythium en de scleroten van Sclerotinia waren respectievelijk verteerd en verpulverd. We kunnen hier daarom geen conclusies over trekken. De resultaten van Rhizoctonia waren wel betrouwbaar. In het onbehandelde object groeide de Rhizoctonia van zowel 15 als 30 cm diepte uit. Met solarisatie groeide alleen de Rhizoctonia van 15 cm diepte nog uit. Dit is niet volgens wat we verwachten, de bodemtemperatuur op 15 cm diepte zal hoger zijn dan die op 30 cm diepte, waardoor afdoding op 15 cm diepte verwacht is. Met biosolarisatie groeide op 15 en 30 cm diepte geen Rhizoctonia uit. Uit deze resultaten blijkt dat biosolarisatie een meerwaarde heeft ten opzichte van solarisatie. Deze proef zullen we in 2022 herhalen, waarbij we focussen op biosolarisatie met bladrammenas en compost.
Meer info?
Anne Waverijn
In samenwerking met
In het kader van het VLAIO - LA traject ALTCHEM: ‘Duurzame alternatieven voor chemische bodemontsmetting’
